Badplaats Domburg
Domburg is een stad in de gemeente Veere, in de Nederlandse provincie Zeeland. Het is gelegen aan de westkust van het voormalige eiland Walcheren en is de op twee na oudste badplaats van het land. Domburg telt per 1 januari 2010 1490 inwoners.
Al vroeg kwamen stedelingen uit Middelburg 's zomers spelerijdend de kust bezoeken en zich vermaken in de lokale herbergen. Zij bouwden er in de 17e en 18e eeuw zomerverblijven en soms heuse lusthoven. De geschiedenis van Domburg als badplaats begint pas echt in 1834 als twee Middelburgse families besluiten om met badkoetsen een zeebad te nemen. Zij waren Domburgs eerste badgasten en kennelijk geïnspireerd door een bezoek aan Scheveningen, waar vanaf 1818 zeebaden werden aangeboden vanuit het badhuis van Jan Pronk. De goede contacten van de initiatiefnemers van het eerste zeebad met mr J.J. Slicher, die heer van Domburg was, en met Haagse kringen, hebben ertoe geleid dat zij na een fondsenwerving onder de Walcherse elite en met een bijdrage van Koning Willem I in 1837 het eerste Badpaviljoen konden bouwen. De badplaats bleef daarna met vallen en opstaan, zoals met de opening van het Badhotel in 1866, langzaam groeien. De kring van badgasten bleef echter beperkt tot de kleine Zeeuwse stedelijke en adellijke elite, want voor de meeste mensen was zulk een uitstapje niet betaalbaar en Walcheren bovendien moeilijk bereikbaar. Met de verbetering van de verbindingen na 1870 door de aanleg van de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen en de aansluitende dienst van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland op Engeland kwam daarin verandering en arriveerden in Domburg in toenemende mate badgasten uit andere delen van Nederland, België, Engeland en Duitsland.
Badplaatsbelangen
Belangrijk voor het oogsten van de mogelijkheden die de nieuwe verbindingen boden waren de inspanningen van de actieve gemeentesecretaris H.M. Kesteloo bij de oprichting in 1880 van een Comité tot bevordering van de belangen der badplaats Domburg en vanaf 1883 de wekelijkse uitgifte, gedurende de dertien weken van het zomerseizoen, van het Domburgsch Badnieuws waarin een lijst met aangekomen vreemdelingen werd gepubliceerd. De nieuw aangestelde gemeente- en badarts dr. J.M. Janssen vertaalde in 1883 bovendien vanuit het Duits het boekje De beteekenis en het gebruik der zeebaden, in verband beschouwd met het Noordzeebad Domburg dat oorspronkelijk door een badarts van Norderney was geschreven.
Bouwen in de duinen
In de eerst drie jaren van het Domburgs Badnieuws komen vanuit verschillende windstreken de namen voor van drie gefortuneerde Duitsers die zich huizen op het duin zullen verwerven. Familie van Louis Sommerhoff uit het Engelse Twickenheim en Carl Erbschloe uit Brussel brengen al in 1883 een bezoek aan Domburg. Franz Aldenbrück uit het plaatsje Brühl bij Keulen arriveert voor het eerst in 1885. In het najaar van 1886 starten zowel Sommerhoff als Aldenbrück met de bouw van een villa op de duinen. Villa Sommerhoff en Villa Maria komen beide in 1887 gereed. Villa Maria werd gebouwd door de architect J.J. van Nieukerken die het jaar daarop de opdracht ontving voor de bouw van een nieuw Badpaviljoen. Aldenbrück verkocht zijn huis na oplevering aan Erbschloe en liet aan de andere zijde van het Badpaviljoen in 1890 door Van Nieukerken opnieuw een huis bouwen dat de naam Villa Marie ontving. Het is de start geweest voor meer bouwsels in de duinen, de meeste waarvan in de tweede wereldoorlog weer zijn verdwenen.
Badartsen
Een passant die niet onvermeld mag blijven is de Oostenrijkse edelman-wereldreiziger en verslaggever Ernst von Hesse-Wartegg die in september 1884 volgens het Domburgs Badnieuws enkele dagen in het Badhotel neerstreek. Of hij ooit over Domburg iets publiceerde is niet gebleken. In 1879 publiceerde hij echter Die Atlantischen Seebäder waarin hij ook met betrekking tot Scheveningen de draak stak met de 'heren badartsen, badinspecteurs, baddirecteuren en badraden' die over hun badplaatsen publiceerden in termen dat de zee hier of daar zouter zou zijn en de lucht en het water het binnenste van ons organisme ten goede zouden komen. Meteorologie, astronomie, hydriatiek, hydrologie, balnealogie en een mengsel van andere wetenschappen waren volgens hem fantomen van "Seebadelustigen" die niet ingewijden slechts uit het "Fremdenwörterbuch" kenden. Hij vraagt de heren doktoren of het niet zo is dat de afkorting "U.A.w.g." (Und Abends wird getanzt) niet de werkelijke reden is dat badgasten hun Zoutwaterparadijs bezoeken.
Dr. Mezger
Borstbeeld dr. J.G. MezgerIn 1886 bracht dr. Johann Georg Mezger zijn eerste bezoek aan Domburg. Deze Amsterdamse slagerszoon had als arts en masseur een grote reputatie verworven en wordt gezien als een belangrijke grondlegger van de fysiotherapie. Hij behandelde in het Amstel Hotel patiënten die tot de hoogste Europese adel behoorden en die hij voor een genezend zeebad naar Zandvoort verwees. Door zijn Middelburgse echtgenote kwam hij in Domburg terecht. De kwaliteiten van Domburg en zijn zeewater zullen het vast zijn geweest die dokter Mezger deden besluiten hier een villa te laten bouwen waar hij 's zomers patiënten kon ontvangen. Deze Villa Irma stond op een terrein ten noorden van het Badhotel. Tot de patiënten die hem het meest waardeerden behoorde prinses Marie der Nederlanden. Zij was getrouwd met de Duitse vorst Wilhelm Adolf van Wied en als de prinselijke familie Von Wied verbleven zij van 1888 tot en met 1895 meerdere zomers in Domburg. In 1889 bracht Marie haar schoonzuster Elisabeth von Wied mee, die koningin van Roemenië was. Zij genoot in die tijd wereldfaam als schrijfster van Roemeense sprookjes en volksverhalen. Zij publiceerde onder haar pseudoniem Carmen Sylva en in de septembermaand die zij in Domburg doorbracht, sierde haar portret de voorpagina van het Amerikaanse tijdschrift The Cosmopolitan. Tijdens haar bezoek aan Domburg logeerde zij in de niet meer bestaande Villa Duinoord. Vanwege het mooie uitzicht op zee was zij bovendien ingegaan op een uitnodiging van de Duitser Carl Erbschloe om dagelijks in zijn Villa Maria te verblijven. Erbschloe hernoemde zijn Villa Maria daarna Carmen Sylva.
De eerste hoge buitenlandse adellijke gasten die voor Mezger naar Domburg kwamen waren echter in 1887 de werkelijk Roemeense prins en prinses Bibesco die als bannelingen in Parijs woonden. De vader en oom van deze prins Bibesco hadden eerder als vorst in Boekarest geregeerd, toen die stad nog de hoofdstad van Walachije was. De behoefte van de door Frankrijk gesteunde familie Bibesco aan massage door Mezger en correspondentie met zijn kringen zal wellicht politieke motieven hebben gehad. Het jaar van de grootste adellijke drukte in Domburg na het bezoek van Elisabeth van Roemenië was 1892. Behalve de familie Von Wied verblijft dan met familie en aanzienlijke aanhang in Villa Marina Gaston d'Orléans. Deze telg van de Franse monarchie ging als graaf van Eu door het leven, maar kan beter worden aangeduid als de echtgenoot van kroonprinses en regentes Isabel van het in 1889 afgeschafte keizerrijk Brazilië. Zoals ieder hoog adellijke bezoek aan Domburg was het maar incidenteel en na 1900 komt zulk bezoek nauwelijks meer voor. Een aardige laatste vermelding is misschien het bezoek van de Roemeense prins en prinses Cantacuzene aan het Strandhotel in augustus 1900. Of dit dezelfde prins Cantacuzene is die in juli van dat jaar was afgetreden als minister-president van Roemenië valt uit de vreemdelingenlijsten van het Badnieuws niet op te maken.
Ook gefortuneerde Amerikanen zochten aan het einde van de 19e eeuw zomers de Walcherse badplaats op. De meest trouwe onder hen moet de New Yorker met de bijzondere zwemnaam Beach Vanderpool zijn geweest die tussen 1886 en 1891 wel jaarlijks aanspoelt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb